Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [45]Terwijl [46]de Koning aan Zijn [47]ronde tafel is, [48]geeft mijn [49]nardus zijn reuk. 45. Of, zolang als, enz. Hier spreekt de Bruid wederom tot hare maagden, prijzende haren Bruidegom bij dezelve. 46. Bij den Koning wordt Christus de Koning aller koningen verstaan, gelijk boven, vs.4. 47. Zie 1 Sam.16:11. Bij de tafel wordt verstaan de hemelse heerlijkheid, waar Christus door zijn lijden is ingegaan; zie Matth.8:11, en Matth.26:29; Luk.24:26; Openb.3:20. Hier wil de Bruid zeggen: Terwijl Christus Jezus is in de hemelse glorie, omringd van degenen, die met Hem rondom in zijn rijk aan zijne tafel zitten; zo geeft mijn nardus, enz. 48. Dat is de Heilige Geest, dien Hij mij van den Vader zendt, troost mij in alle benauwdheid. Anderen nemen die woorden in dezen zin, alsof de Bruid zeide: Zo benaarstig ik mij om goede werken te doen, die den koning aangenaam mogen zijn; ik leg de gaven, die ik van hem ontvangen heb, wel aan, ik verberg ze niet, maar laat ze haren reuk geven; dat is, goede en Gode aangename werken voortbrengen, die den koning aangenaam zijn. 49. Nardus is een zeer kostelijk kruid, met welks olie men de prinsen en voortreffelijke personen placht te overstorten, als zij aan tafel zaten. Zie Mark.14:3,8; Joh.12:3,7. Hierbij wordt de Heilige Geest vergeleken, vanwege zijn welriekende gaven, welke na Christus' hemelvaart veel overvloediger zijn uitgestort dan daar tevoren; Joh.7:39.